Geschreven voor Martien van der Knijff en Gerard Zuiderhof.
Opgedragen aan Christa Westerhof.
De compositie is gebaseerd op een gedicht geschreven door Ida Gerhardt:
Het carillon
Ik zag de menschen in de straten,
hun armoe en hun grauw gezicht, -
toen streek er over de gelaten
een luisteren, een vleug van licht.
Want boven in de klokketoren
na 't donker-bronzen urenslaan
ving, over heel de stad te hooren,
de beiaardier te spelen aan.
Valerius: - een statig zingen
waarin de zware klok bewoog,
doorstrooid van lichter sprankelingen,
‘Wij slaan het oog tot U omhoog.’
En één tusschen de naamloos velen,
gedrongen aan de huizenkant
stond ik te luist'ren naar dit spelen
dat zong van mijn geschonden land.
Dit sprakelooze samenkomen
en Hollands licht over de stad -
Nooit heb ik wat ons werd ontnomen
zoo bitter, bitter liefgehad.
Oorlogsjaar 1941.